Identificatie van paarden Een correcte identificatie in beelden Identificatie van de paardachtigen – referentie website : FOD volksgezondheid Waarom moeten de paardachtigen geïdentificeerd worden? In het kader van de voedselveiligheid Om de traceerbaarheid te garanderen Om de besmettelijke ziektes te vermijden Het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) staat in voor de voedselveiligheid. Paarden, pony’s en ezels maken deel uit van de voedselketen. Het Koninklijk Besluit van 16 februari 2016 moet aldus gezien worden in het kader van de veiligheid van de voedselketen. Elk paard wordt vanaf zijn geboorte beschouwd als een voedselproducerend dier dat op elk ogenblik in de voedselketen terecht kan komen. Teneinde de bescherming van de volksgezondheid te garanderen, werd het onontbeerlijk geacht de traceerbaarheid van de paardachtigen te kunnen garanderen om, in het geval van aanwezigheid van residuen van geneesmiddelen, de paardachtige uit te sluiten voor menselijke consumptie. Dit kan enkel door alle paardachtigen te identificeren. De identificatie gebeurde in verschillende stappen en is wettelijk verplicht sinds 2008 voor ieder paard dat op het Belgisch grondgebied verblijft: Identificatie van de paarden die naar het slachthuis gaan of geëxporteerd worden: sinds 01.07.2006. Identificatie van de veulens geboren vanaf 2006, de paarden die aan verzamelingen deelnemen en diegene die van eigenaar veranderen: sinds 01.07.2007. Identificatie van alle andere paarden die op het Belgisch grondgebied verblijven: sinds 01.07.2008. Welke paardachtigen dienen verplicht geïdentificeerd te zijn? Elk veulen verblijvend op het Belgisch grondgebied. Elk paard uit een andere lidstaat dat definitief op het Belgisch grondgebied binnengebracht wordt, dient binnen de 30 dagen na aankomst geïdentificeerd te worden. Elk paard uit een derde land dat definitief op het Belgisch grondgebied binnengebracht wordt, dient binnen de 3 maanden na aankomst geïdentificeerd te worden. Definitieve introductie wordt beschouwd als introductie op het Belgische grondgebied van paardachtigen andere dan degene die deelnemen aan een wedstrijd, een competitie, een tentoonstelling of een training voor een maximale duur van negentig dagen op het Belgisch grondgebied. Een uitzondering is voorzien voor dekhengsten, tijdens het dekseizoen en voor paarden die om medische redenen in een kliniek verblijven. Zij mogen langer dan 90 dagen op het grondgebied verblijven, zonder dat zij als definitief ingevoerd beschouwd worden.