Transport van paarden Alle paardachtigen moeten correct geïdentificeerd zijn, een paspoort naar EU-conform model hebben, een microchip bezitten en geëncodeerd zijn in de centrale gegevensdatabank. Deze wordt beheerd door de Belgische Confederatie van het Paard. De vervoerder dient altijd de paspoorten van de vervoerde paarden bij zich te hebben, opdat deze ten alle tijden voorgelegd kunnen worden. Het welzijn van paardachtigen tijdens het transport wordt geregeld op communautair niveau door de Europese Verordening 1/2005 inzake de bescherming van dieren tijdens het transport. Deze Europese verordening is enkel van toepassing op het commercieel transport van paarden. Onder commercieel transport verstaan we: a) Vervoer uitgevoerd tegen betaling: de operator vervoert dieren die niet zijn eigendom zijn. bijvoorbeeld: de vervoerder-handelaar die tegelijkertijd paarden vervoert die hij net gekocht heeft en paarden die de eigendom van iemand anders zijn b) Vervoer uitgevoerd zonder betaling: de operator vervoert zijn eigen dieren en/of dieren die niet zijn eigendom zijn: naar een slachthuis, van en naar een verzamelcentrum (veemarkten, stallen van handelaars) van of naar een bedrijf voor het vetmesten van paarden of een bedrijf voor de productie van paardenmelk c) Vervoer van werkpaarden (bijvoorbeeld trekpaarden), reizende shows met circuspaarden N.B.: wanneer het vervoer handelt over eigen dieren met eigen vervoermiddelen in een straal van 50 km rond het bedrijf, dan geldt enkel artikel 3 van V(EG) 1/2005. De regelgeving is niet van toepassing op volgend transport: a) Vervoer uitgevoerd zonder betaling vervoer dat wordt uitgevoerd door particulieren of door andere, of het nu gaat om eigen paarden, zoals de paarden van andere particulieren, met hun eigen voertuig of met het voertuig van een derde, vervoer uitgevoerd in het kader van een hobby, recreatieve activiteit of sport (competitie/ wedstrijd / prijskamp/ trektocht/ paardencentrum, enz.) en vervoer met als bestemming of herkomst een dierenartsenpraktijk/dierenkliniek. vervoer uitgevoerd in het kader van een fokactiviteit (bijvoorbeeld binnen een bedrijf, een paardencentrum, tussen gebouwen, velden, enz.), ook met het oog op inseminatie/reproductie. b) Vervoer uitgevoerd tegen betaling vervoer naar een dierenartsenpraktijk of een dierenkliniek. Paarden worden vaak door hun eigenaar vervoerd voor sport of recreatieve doeleinden. Dit wordt in België als niet-commercieel beschouwd en valt dus niet onder de verordening. Een gedetailleerde beschrijving van welk vervoer van paarden precies als commercieel en niet-commercieel beschouwd wordt kan u hier vinden: Transport van paarden: commercieel of niet-commercieel? Opgelet, dit is een Belgische interpretatie, de interpretatie in het buitenland kan verschillend zijn. Binnen de Benelux wordt aan niet-commercieel transport een vrij ruime definitie gegeven. Buiten de Benelux, wordt een deelname aan wedstrijden vaak als commerciële activiteit beschouwd. Vanwege het feit dat paarden in waarde kunnen stijgen of het prijzengeld dat gepaard gaat met deze wedstrijden, zodat ook voor transporten in functie van wedstrijden aan de voorschriften van Verordening 1/2005 moet worden voldaan. U vraagt aldus best bij de lokale organisatie na wat de daar geldende reglementering is. Verordening 1/2005 legt normen vast voor wat betreft : de documenten die aanwezig moeten zijn, de geschiktheid van het paard voor transport, de vervoermiddelen, behandeling van de paarden en transportomstandigheden, de beschikbare oppervlakte, reis- en rusttijden het journaal De verordening maakt onderscheid tussen kort transport en lang transport. Onder kort transport verstaat men transport dat minder lang duurt dan 12 uur als het om binnenlands vervoer gaat of minder lang dan acht uur als het om grensoverschrijdend transport gaat. Lang transport is alle transport van 12 uur of langer in het binnenland of 8 uur of langer grensoverschrijdend. Naast het Europees reglement betreffende de bescherming van dieren tijdens het transport, bestaat er ook een Koninklijk Besluit van 10 juni 2014 betreffende de voorwaarden voor het vervoer, het verzamelen en het verhandelen van landbouwhuisdieren. Dit besluit bevat ook gezondheidsvoorschriften voor vervoerders. DOCUMENTEN In de vrachtwagen moet steeds een document aanwezig zijn waarop de herkomst van de dieren, het tijdstip en de plaats van vertrek, de plaats van aankomst en de verwachte reisduur aangegeven zijn (artikel 4). Verder voorziet verordening 1/2005 nog drie andere documenten. Vergunning als vervoerder (artikel 6, 10 & 11) Deze bestaat in twee types: type I (enkel kort transport) en type II (alle transporten). Deze vergunning is 5 jaar geldig. Als u commercieel vervoer van landbouwhuisdieren (runderen, paardachtigen, schapen, geiten, varkens of pluimvee) uitvoert, moet u zich wenden tot de dienst dierenwelzijn Voor Vlaanderen: https://www.vlaanderen.be/dieren-transporteren Voor Wallonië: https://bienetreanimal.wallonie.be/home/animaux/animaux-agricoles/transport.html Voor Brussel: https://environnement.brussels/pro/services-et-demandes/agrements-et-enregistrements/transport-commercial-danimaux-autorisation-et-reglementation Certificaat van goedkeuring voor het vervoermiddel (artikel 7 & 18) Het certificaat is 5 jaar geldig. De aanvraag dient ook te gebeuren bij de dienst dierenwelzijn van uw regio. Het getuigschrift van vakbekwaamheid (artikel 6 & 17) Het getuigschrift van vakbekwaamheid is vereist voor alle chauffeurs die transport van landbouwhuisdieren uitvoeren en voor de verzorgers die deze transporten begeleiden. Onder landbouwhuisdieren verstaat men paardachtigen, runderen, schapen, geiten, varkens en pluimvee. Dit getuigschrift kan behaald worden na het slagen voor het examen. Voor meer informatie over deze examens kan u terecht op volgende website: www.dgz.be. Drijvers op verzamelcentra en bij vervoerders moeten geen getuigschrift van vakbekwaamheid behalen, maar moeten wel kunnen aantonen dat zij een opleiding met betrekking tot dierenwelzijn gevolgd hebben. Naast de documenten die zijn afgegeven op basis van Verordening 1/2005, voorziet het koninklijk besluit van 10 juni 2014 in een door de FAVV afgegeven vergunning voor de vervoerder. BEOORDELING VAN DE GESCHIKTHEID VAN HET PAARD (Bijlage I Hoofdstuk I) Vooraleer een paard geladen wordt, moet eerst beoordeeld worden of dit paard wel geschikt is voor transport, en of het paard tijdens de reis ook geschikt zal blijven. Dit betekent dat het paard gezond genoeg moet zijn om de reis te kunnen doorstaan en dat het transport geen of zeer weinig negatieve gevolgen voor het dier mag hebben. Er moet dus ook rekening gehouden worden met de zwaarte van de reis. Voor transporten die lang duren of waar extreme temperaturen verwacht worden moeten de paarden in zeer goede conditie zijn. De volgende dieren worden beschouwd als niet geschikt voor transport en mogen dan ook niet vervoerd worden: Dieren die ziek of gewond zijn, Paarden die niet in staat zijn zelfstandig te lopen of zich zonder pijn te verplaatsen Paarden met ernstige open wonden of een prolaps Drachtige merries waarvan de draagtijd reeds meer dan 90 % gevorderd is, of die in de week ervoor geworpen hebben Pasgeboren veulens waarvan de navel nog niet geheeld is. Licht gewonde of zieke paarden kunnen echter wel vervoerd worden, voor zover het vervoer geen extra lijden veroorzaakt. Dit betekent dat het slechts om een lichte aandoening mag gaan, en dat de conditie van het paard niet achteruit mag gaan door het transport. Bij twijfel moet het advies van een dierenarts ingewonnen worden. HET VERVOERMIDDEL (BIJLAGE I HOOFDSTUK II EN VI) Het vervoermiddel moet aan een aantal eisen voldoen, vooraleer het mag ingezet worden om dieren te vervoeren: De paarden mogen zich niet kunnen verwonden. Het vervoermiddel moet de paarden bescherming bieden tegen slechte weersomstandigheden. De paarden mogen niet kunnen ontsnappen. Het vervoermiddel moet voorzien zijn van een anti-slipvloer. Er moet voldoende ventilatie zijn. Er moet voldoende verlichting aanwezig zijn om de paarden goed te kunnen controleren. Ook de maximale hellingsgraad van de laadbruggen wordt vastgelegd. Jonge paarden moeten over strooisel beschikken. Vervoermiddelen die lang transport van landbouwhuisdieren uitvoeren moeten aan enkele bijkomende voorwaarden voldoen: Het dak moet in een lichte kleur zijn. Een mechanisch ventilatiesysteem, alsook een temperatuurregistratie- en monitoringsysteem moet aanwezig zijn. De temperatuur moet tussen de 5°C en 30°C blijven. Verder moeten deze vervoermiddelen ook over een “tracking en tracing” satellietnavigatiesysteem beschikken. Dit laatste is niet verplicht als het om het vervoer van geregistreerde paarden gaat. Bij lang transport moeten alle dieren de beschikking hebben over strooisel. BEHANDELING VAN DE PAARDEN (BIJLAGE I HOOFDSTUK III) Het spreekt vanzelf dat de dieren zo goed mogelijk behandeld moeten worden. Pijnlijke handelingen zoals slaan, schoppen, de dieren voorttrekken aan kop, hoornen, oren, poten, vacht of staart en het gebruik van prikstokken zijn verboden. Het gebruik van de elektrische prikkelaar is nog toegelaten, maar onder zeer strikte voorwaarden. Tijdens het vervoer moeten de dieren over voldoende stahoogte kunnen beschikken. Er moet ruimte zijn boven het hoofd van de dieren als zij in hun natuurlijke positie staan. Ook over het aanbinden van paarden bestaan er regels. Zo mogen de dieren niet aangebonden worden aan hoornen, gewei of neusringen en mogen de poten niet samen gebonden worden. De paarden moeten ook steeds kunnen gaan staan of liggen. BENODIGDE OPPERVLAKTE (BIJLAGE I HOOFDSTUK VII) Voor het transport van paarden zijn de oppervlaktes vastgelegd die tijdens het vervoer beschikbaar moeten zijn. DE REIS- EN RUSTTIJDEN (BIJLAGE I HOOFDSTUK VI) Voor paarden zijn de maximale reis- en rusttijden vastgelegd. Laden en lossen is in de reistijd inbegrepen. Ook het verblijf op een verzamelcentrum is in de reistijd inbegrepen, tenzij dit langer duurt dan zes uur en er strooisel en drinkwater aanwezig is. HET JOURNAAL (BIJLAGE II) Het journaal is een document dat moet ingevuld worden ingeval van een internationaal lang transport van paardachtigen (met uitzondering van geregistreerde paarden). Dit journaal bevat een planning van de reis, die minstens 48 uur op voorhand moet overgemaakt worden aan de LCE van het FAVV, zodat kan nagekeken worden of deze realistisch is. Verder bevat dit journaal ook nog een formulier dat moet ingevuld op de plaats van vertrek, een formulier dat moet ingevuld op de plaats van bestemming, een verklaring van de vervoerder waar hij de werkelijk afgelegde route moet noteren, en een meldingsformulier voor onregelmatigheden. Na het transport moet de vervoerder het volledig ingevulde journaal aan de dienst dierenwelzijn van zijn regio bezorgen. (Bron : Federale overheidsdienst (FOD) Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu)