Identificatie van paarden in de asielen Nota aan de asielen van paardachtigen: Mevrouw, Mijnheer, Op 1 januari 2016 werd een nieuwe verordening van kracht (Uitvoeringsverordening (EU) 2015/262 van de Commissie van 17 februari 2015 tot vaststelling van voorschriften overeenkomstig de Richtlijnen 90/427/EEG en 2009/156/EG van de Raad met betrekking tot de methoden voor de identificatie van paardachtigen (verordening paardenpaspoort). Een nieuw koninklijk besluit betreffende de identificatie en de encodering van de paardachtigen werd op 4 maart gepubliceerd om 10 dagen later van kracht te worden. De nieuwe regels houden in dat alle paardachtigen die worden gehouden op het Belgisch grondgebied moeten geïdentificeerd en geregistreerd worden voor de leeftijd van 12 maanden. Artikel 3 Algemene beginselen en de verplichting paardachtigen te identificeren 1. Paardachtigen die op één van de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 882/2004 vermelde grondgebieden leven, worden overeenkomstig deze verordening geïdentificeerd. 2. Als de houder niet de eigenaar of één van de eigenaars van de paardachtige is, handelt hij overeenkomstig deze verordening namens en in overeenstemming met de eigenaar. 3. De lidstaten en de in artikel 5, lid 1, onder a), en artikel 5, lid 1, onder b), vermelde instanties van afgifte kunnen eisen dat de bij een instantie van afgifte ingediende aanvraag voor het verkrijgen van een identificatiedocument, als bedoeld in artikel 11, of voor het wijzigen van identificatiegegevens in een bestaand identificatiedocument, als bedoeld in artikel 27, door de eigenaar wordt ingediend. 4. De lidstaten zorgen ervoor, zo nodig door middel van officiële controles overeenkomstig Verordening (EG) nr. 882/2004, dat de houders van paardachtigen en de instanties van afgifte voldoen aan hun verplichtingen uit hoofde van deze verordening. Daar het gaat om een Europese verordening is deze identificatie- en registratieverplichting voor paardachtigen direct van toepassing in alle lidstaten. Bovendien laat die nieuwe verordening niet toe om een afwijking te verlenen aan sommige categorieën van dieren, behalve voor paardachtigen die in halve vrijheid worden gehouden. In 2009 heeft mevrouw Onkelinx als minister belast met het dierenwelzijn, haar goedkeuring verleend voor een rondzendbrief ter attentie van de erkende asielen waarin aan deze laatsten de toestemming wordt gegeven om enkel paspoorten te vragen voor de paardachtigen die niet in het asiel bleven (waarbij de microchipnummers echter moeten worden meegedeeld aan de centrale gegevensbank). Deze rondzendbrief is echter niet meer van toepassing sinds de regionalisering van de bevoegdheid inzake dierenwelzijn en ingevolge het in 2014 geformuleerde advies van de Raad voor Dierenwelzijn betreffende de erkenningsvoorwaarden voor paardenasielen. Dit advies handelde onder meer over de identificatie van paarden in de asielen : « De identificatie van paarden Gelet op de Europese verplichting om alle paarden te identificeren en te registreren, en omwille van de sanitaire risico’s verbonden aan de aanwezigheid van niet-geregistreerde paarden in asielen is de Raad van mening dat de ontheffing op de registratieplicht voor paardenasielen verleend door de minister geannuleerd moet worden ». Op het moment dat de regels betreffende de identificatie van paardachtigen in de ganse Europese Unie worden versterkt omwille van de vele fraudegevallen in de paardensector, vooral inzake vervalsing van de identificatiedocumenten (waardoor het mogelijk wordt om dieren die uitgesloten zijn uit de voedselketen opnieuw te integreren in het slachtcircuit voor menselijke consumptie) en binnen de huidige context waarbij het risico bestaat op opduikende of opnieuw opduikende ziekten bij paardachtigen, is traceerbaarheid via identificatie zeer belangrijk. Hoewel de kosten gekoppeld aan de identificatie- en registratieplicht voor paaradchtigen aanzienlijke uitgaven meebrengen voor de asielen, vallen die evenwel onder de verantwoordelijkheid van de initiële houder. Vanaf het moment dat een asiel ermee instemt om een dier op te vangen, wordt het de houder ervan en moet het zich bijgevolg houden aan de geldende wetgeving. Derhalve zijn alle paarden die aanwezig zijn in de asielen onderworpen aan de regels bepaald in de verordening (EU) 2015/262 en zijn uitvoeringsbesluit, het koninklijk besluit van 16 februari 2016 betreffende de identificatie en de encodering van de paardachtigen in een centrale gegevensbank. De asielen mogen enkel paarden opvangen die geïdentificeerd zijn door middel van een microchip, vergezeld zijn van een conform paspoort en geregistreerd zijn in de centrale gegevensbank voor paardachtigen die beheerd wordt door de Belgische Confederatie van het Paard. De asielen die paarden huisvesten die niet vergezeld zijn van hun paspoort of die nog niet volledig geïdentificeerd zijn, moeten de stappen ondernemen om een duplicaat / vervangingsdocument van het paspoort aan te vragen bij de Belgische Confederatie van het Paard. Indien de paardachtige het asiel verlaat (verkoop, plaatsing,….), moet het dier vergezeld zijn van zijn paspoort. Dit is een gezondheidsdocument dat snel moet kunnen worden voorgelegd telkens de controleautoriteiten daarom verzoeken. Ik verzoek u dan ook om het nodige te doen om de geldende wetgevende bepalingen na te leven. Philippe Mortier Directeur-generaal Kopie : regionale diensten voor dierenwelzijn, FAVV, BCP Officiële Brief – 08/03/2016