Vaccinatie en ziekten

Vaccinatie
Equine Infectious Anemia
Equine Herpesvirus type 1 of rhinopneumonie
Influenza of paardengriep
Tetanus of klem
West-Nijl virus

VACCINATIE

Door uw paard of pony te vaccineren, voorkomt u problemen in de toekomst. Door de vaccinatie of inenting is het paard beschermd tegen besmettelijke ziekten. U bespaart het paard aldus onnodig lijden en U vermindert ook het risico dat ziektekiemen in de stallen circuleren en overgedragen worden op andere paarden. De kans dat de ziekte uitbreekt daalt hierdoor. Vaccinatie is dus een preventieve behandeling om het paard te beschermen tegen besmettelijke ziekten en ter voorkoming van overdracht van deze ziekte naar andere paarden.

Wat is een vaccin?

ImpflingDe dierenarts geeft het paard een inspuiting. Deze wordt meestal in de hals gegeven en is vrijwel pijnloos. Een vaccinatie is een kleine dosis virus die wordt ingespoten in het dier. Daarop reageert het lichaam door afweerstoffen te maken tegen dat virus. Doordat de hoeveelheid virus zo klein is, kan dit geen ziekte veroorzaken. Als naderhand het lichaam weer in contact komt met datzelfde virus, reageert het en wordt het virus onmiddellijk geëlimineerd. Zo wordt de schade tot een minimum beperkt. Omdat de antilichamen met de tijd echter opnieuw verzwakken dient het paard op geregelde tijdstippen terug ingeënt te worden.

Preventief vaccineren

  • Influenza of paardengriep
    De basisvaccinatie bestaat uit 2 inspuitingen met 4 à 6 weken tussentijd. Daarna zal de vaccinatie om de 6 maand of jaarlijks herhaald worden. Indien je paard in een manege staat of je regelmatig op wedstrijd gaat, is een halfjaarlijks inspuiting geen overbodige luxe.
    Het veulen is de eerste maanden, dankzij de moedermelk, beschermd. Op de leeftijd van 5 maanden dient ook het veulen een vaccin te worden toegediend. Heeft de moeder echter geen vaccin gekregen, dan dient men te vaccineren op de leeftijd van 2 maanden, want de griep kan voor een veulen dodelijk zijn.
    Het jaarlijkse combinatievaccin griep-tetanus is voor wedstrijdpaarden een verplichting en voor de anderen een must! Je voorkomt grote gezondheidsproblemen bij je paard.
    Tegen griep kan je het beste rond september of oktober vaccineren.
  • Tetanus of klem
    De basisinenting bestaat uit 3 inspuitingen. De tweede inspuiting wordt met een tussentijd van 4 à 6 weken gegeven. Een derde inspuiting wordt toegediend na 6 maanden tot 1 jaar na de tweede. Daarna is het raadzaam om jaarlijks de vaccinatie te herhalen.
    De vaccinatie tegen tetanus mag samen met het griepvaccin worden toegediend.

Indien het paard zich echter tussentijds ernstig verwondt, zal de dierenarts voor alle zekerheid ook nog eens een antitetanus serum inspuiten. Dit serum werkt echter maar 21 dagen en vervangt dus geenszins de jaarlijkse vaccinatie.
Veulens zijn de eerste 4 maanden, via de moedermelk, beschermd (als de moeder ingeënt is 1 tot 3 maand voor de geboorte van het veulen.

  • Rhinopneumonie
    Om een epidemie te voorkomen is een vaccinatie van alle paarden van de stal aangewezen. Debasisvaccinatie bestaat uit 2 inspuitingen met een tussentijd van 4 weken en een herhaling om de 6 maanden. De vaccinatie kan tegelijk gebeuren met de vaccinatie tegen griep/klem.
    Drachtige merries worden tijdens de dracht 3 x gevaccineerd (op 3-5-7 maanden dracht).
    Het veulen is de eerste maanden, dankzij de moedermelk, beschermd. Op de leeftijd van 5 maanden dient ook het veulen een vaccin te worden toegediend.
    Vaccineren tegen rhinopneumonie is ten zeerste aan te raden. De ziekte is minder voorkomend, maar eens zo hardnekkig en gevaarlijk als het uitbreekt. Tracht het te voorkomen want genezen is niet altijd mogelijk.
    Tegen rhinopneumonie vaccineert u best eenmaal samen met griep/tetanus in september of oktober en bijkomend in maart of april.

EQUINE INFECTIOUS ANEMIA

Terwijl de ziekte voordien nooit eerder in België werd vastgesteld, waren er in 2010 reeds 3 gevallen van equine infectieuze anemie. Al die paarden waren afkomstig uit Roemenië en paarden van Roemeense origine zijn ook de oorzaak van uitbraken van equine infectieuze anemie in andere lidstaten, met name in Italië en onlangs in het Verenigd Koninkrijk.

Infectieuze anemie bij paarden (Equine infectious anemia, EIA) is een besmettelijke en potentieel dodelijke virale ziekte die ook bekend staat als “moeraskoorts“. EIA is het gevolg van persistente besmetting van paarden met een lentivirus. Het is de eerste ziekte veroorzaakt door het lentivirus, waarvan aangetoond werd dat ze overgedragen wordt door insecten. De ziekte is wereldwijd verspreid en treft verschillende leden van de Equidae waaronder paarden, pony’s, ezels en muilezels.

Wanneer paarden blootgesteld worden aan EIAV kunnen ze ernstige, acute symptomen van de ziekte vertonen en binnen 2 tot 3 weken sterven. De klinische symptomen van deze acute vorm zijn niet-specifiek en kunnen pyrexia, anorexia, depressie en peteciae op de slijmvliezen omvatten. Deze vorm van de ziekte is de meest ernstige en het moeilijkst te diagnosticeren omdat de symptomen rap verschijnen en er vaak enkel een verhoogde lichaamstemperatuur wordt vastgesteld. In milde gevallen kan het zijn dat de oorspronkelijke koorts vaak minder dan 24 uur duurt.

Indien een dier de acute episode overleeft, kan de ziekte chronisch worden. In chronische gevallen, gekenmerkt door terugkerende cycli van ziekte, zijn de klassieke symptomen van anemie, oedeem en gewichtsverlies vaak duidelijk te zien. De frequentie en ernst van de klinische voorvallen vermindert gewoonlijk geleidelijk aan tot het dier een subklinische drager wordt. Soms kan het zijn dat EIAV-seropositieve dieren geen klinische symptomen vertonen of dat de symptomen zo mild zijn dat ze niet opgemerkt worden door hun eigenaars.

De belangrijkste manier van besmetting met EIAV gebeurt via de overdracht van besmet bloed. Overdracht van de ziekte door toediening van besmet plasma aan veulens werd ook beschreven als de oorzaak van verschillende uitbraken (Ireland, 2006). Tot op heden zijn er geen geschikte vaccins tegen EIA beschikbaar en is er geen behandeling om het virus uit het dier te elimineren.

EQUINE HERPESVIRUS TYPE 1 OF RHINOPNEUMONIE

(Bron : Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Gent)

1. Pathogenese en Symptomen
Rhinopneumonie of EHV-1 komt veralgemeend voor in een paardenpopulatie. EHV-1 is een ademhalingsvirus, infectie gebeurt dus door inhalatie of door contact met besmette secreties. EHV-1 kan slechts over korte afstanddoor de lucht spreiden, dit in tegenstelling tot het griepvirus. Het kan wel overgedragen worden door de mens of materiaal (staldeur, stro). Virusvermeerdering in het ademhalingsstelsel kan beperkt of uitgebreid zijn en kan gepaard gaan met koorts, verlies van eetlust, opzetting van de lymfeknopen, oogvloei en heldere tot slijmerige, geelgroene neusvloei. Hierna komt het virus terecht in het bloed, waar het zich in de witte bloedcellen bevindt.
Virusvermeerdering in de bloedvaten ter hoogte van de drachtige baarmoeder en nadien in de foetus leidt tot abortus of de geboorte van een zwak veulen, dat meestal binnen de 3 dagen zal sterven. Typisch treedt abortus op tijdens de laatste 4 maanden van de dracht. Virusvermeerdering in de bloedvaten ter hoogte van het zenuwstelsel kan leiden tot verlammingsverschijnselen en zenuwsymptomen. De symptomen variëren van lichte achterhandincoördinatie tot ernstige paralyse. Soms worden ook nog oedeem van de ledematen, oedeem van de testes, paralyse van de staart, penisprolaps en incontinentie gezien.

2. Behandeling
Behandeling voor rhinopneumonie is symptomatisch. Ondersteunende therapie met vocht, onststekingsremmers en antibiotica kunnen verlichting bieden. Het manueel ledigen van het rectum en blaaskatherisatie kunnen nodig zijn bij paralyse. Paarden met milde neurologische symptomen kunnen volledig herstellen. Voor paarden die gedurende 24 uren niet kunnen staan, is de prognose echter slecht. Deze dieren worden beter geëuthanaseerd omdat ze nooit volledig herstellen.

3. Preventie

3.1. Vaccinatie
Door vaccinatie wordt de virusuitscheiding beperkt zowel in duur als in hoeveelheid. Dus de infectiedruk op het bedrijf wordt sterk verlaagd. Ademhalingsstoornissen worden sterk onderdrukt. Vaccinatie biedt geen volledige bescherming tegenover abortus. Het effect van vaccinatie op het optreden van zenuwstoornissen is nog niet onderzocht.
Vaccineren geeft dus geen 100% garantie op het verhinderen van symptomen door rhinopneumonie, maar geeft wel een vermindering van symptomen en een sterke vermindering van het spreiden van het virus naar andere paarden.

3.2. Management
Door management kan voorkomen worden dat het virus binnenkomt op een bedrijf. Ook kan de spreiding van het virus binnen een bedrijf beperkt worden. Een bedrijf met een rhinopneumonie uitbraak wordt best volledig afgesloten tot en met drie weken na het laatste koortsgeval.
Fokmerries moeten apart gehouden worden van de overige paarden. Drachtige en niet-drachtige merries worden in aparte groepen gehouden. Gespeende veulens en jaarlingen moeten strikt gescheiden worden van drachtige merries. Het zijn immers deze dieren die bij een primaire infectie massaal virus gaan uitscheiden en dus een belangrijke infectiebron vormen. Sportpaarden mogen geen contact hebben met fokmerries. Deze dieren gaan immers frequent op verplaatsing en kunnen dus het virus binnenbrengen op een bedrijf.

4. Diagnose
In het geval van abortus wordt virus geïsoleerd uit de long, thymus en milt van het veulen. Deze organen worden gekoeld opgestuurd en zo snel mogelijk bezorgd. Bloed nemen van de merrie om het gehalte aan antistoffen te laten bepalen heeft geen nut omdat dergelijke dieren meestal ten gevolge van de abortus antistoffen hebben opgebouwd.
Van een paard met zenuwsymptomen kan best bloed genomen worden op heparine of EDTA. Het bloedstaal moet zo kort mogelijk na het onstaan van de symptomen genomen worden en moet zo snel mogelijk naar het labo gestuurd worden. Het mag nooit ingevroren worden.

Voor verdere vragen kan u zich richten tot annick.gryspeerdt@ugent.be

INFLUENZA OF PAARDENGRIEP

Influenza bij paarden wordt veroorzaakt door influenzavirussen. De paardengriep kan zich heel snel verspreiden en het is bijgevolg noodzakelijk dat alle paarden hier tegen gevaccineerd worden om een epidemie te voorkomen. De influenzavirussen verspreiden zich door direct contact tussen de paarden en via de uitgeademde lucht (het virus komt binnen via de neus). Het virus kan dus overgedragen worden door de paarden zelf maar ook door de mensen via kleding of borstels. Van zodra een paard in contact is geweest met het virus, kan het al na 2 tot 3 dagen ziek worden. De jongst en de oudste paarden zijn het meest vatbaar voor dit virus.

Het virus veroorzaakt een infectie van de bovenste luchtwegen en de longen.
De eerste symptomen zijn koorts, droge hoest en een witte neusuitvloei. Later merkt men een etterige en slijmerige neusuitvloei, verminderde eetlust, verminderde prestatie (stijf in de bewegingen) en vermagering. De algemene toestand van het paard is verzwakt (zwakke spieren) en het gedraagt zich loom. De ziekteverschijnselen zijn dus vergelijkbaar met een griep bij ons. De paardeneigenaar heeft er alle belang bij de dierenarts te waarschuwen om erger te voorkomen.

TETANUS OF KLEM

sunset1179933Het paard is één van de meest gevoelige dieren voor tetanus. Tetanus, ook bekend als ‘de klem’ wordt veroorzaakt door een bacterie die zich in de omgeving bevindt. Paarden zijn zeer gevoelig voor deze bacterie, omdat ze overal in de grond, op iedere mesthoop, op verroest ijzer(hooivork) voorkomt. De bacterie leeft in de darmen van het paard en is bijzonder resistent. De paarden kunnen er van sterven.

De bacterie komt het lichaam binnen via een wonde, een diepe steekwonde (nageltred), brandwonden of via een darmwandinfectie. De bacterie vermenigvuldigt zich en produceert een gif dat via de zenuwen en het ruggenmerg de hersenen aantast. Het gevolg hiervan is een pijnlijke kramptoestand in de spierenover het gehele lichaam. Ook mond en keel verkrampen dat eten en drinken niet meer mogelijk is. Eens het paard in contact gekomen is met deze bacterie is de incubatietijd (tijd van besmetting tot ziek worden) 4 dagen tot 4 weken. Tetanus bij paarden loopt meestal fataal af en dus is een inenting van levensbelang.

Tegenwoordig zijn de commerciële griepvaccins gecombineerd met het vaccin tegen de klem, zodat je paard maar één prikje hoeft te krijgen. Deze jaarlijkse vaccinatie beschermt uw paard 100% tegen tetanus.

WEST-NIJL VIRUS

West Nijl-virus (WNV) komt vooral voor in landen als Zuid-Afrika, Israël (en het Midden-Oosten), India en de Verenigde Staten. Het werd (voorlopig) nog nooit gesignaleerd in België. Men vermoedt dat wilde vogels het West-Nijl virus verspreiden tijdens hun migraties en het virus door muggenbeten wordt overgedragen op mensen en zoogdieren. In gebieden waar het virus voorkomt is minder dan 1% van de muggen drager. Bovendien leidt een steek van een geïnfecteerde mug in minder dan 1% van de steken tot ernstige symptomen.

Paarden en mensen zouden zogenaamde eindgastheren zijn. Dit betekent dat de ziekte niet van paard op paard of van paard op mens overgedragen zou kunnen worden. Tests hebben ook uitgewezen dat schapen, kippen, koeien, varkens, honden en katten besmet kunnen worden, maar er zijn nooit ziektegevallen vastgesteld.

Naar schatting worden 20% van de besmette mensen effectief ziek. Meestal veroorzaakt de besmetting slechtsbeperkte symptomen zoals koorts, hoofdpijn, overgevoeligheid en opgezette lymfeklieren. Na enkele dagen verdwijnen deze spontaan zonder blijvende gevolgen. In een beperkt aantal gevallen kan het echter leiden tot een hersen- of hersenvliesontsteking. Meestal gaat het hier om mensen met een verzwakt afweersysteem.

Besmette paarden kunnen (mogelijk permanente) neurologische afwijkingen vertonen en sterven. De incubatietijd bij paarden bedraagt 5 tot 15 dagen. Er bestaat geen geneesmiddel voor WNV maar er zijn wel degelijk vaccins op de markt om paarden tegen een besmetting te beschermen.

Contact

Belgicastraat 9 / 3
1930 Zaventem

 Email: info@cbc-bcp.beemail-cbc-bcp
telephone-cbc-bcp Tel: +32(0)2/478.27.54
 Fax: +32(0)2/242.26.44printer-cbc-bcp